Ik vlieg

Ik vlieg

11 januari 2019 0 Door Koosje Post

De mensheid heeft zwaartekracht overwonnen.
Met een plastic bekertje water en een zakje pinda’s waar je beter een papegaai mee kunt voeren vliegen we.
In mijn oren klinkt de muziek die ik zelf vooraf in een Spotify lijst heb gezet.
Ik denk aan de eerste keer dat ik vloog. 
Zo lang geleden dat je nog met een slecht passende koptelefoon van 1 gulden naar de zenders moest luisteren die het vliegtuig aanbood.
Buiten het raampje diep onder mij ligt een slapend Frankrijk.
Morgen moeten de kinderen hier ook weer naar school.
De werkenden weer vroeg op en alles in het gareel.
Rennen voor de baas, een betere conditie of de clubjes van je kinderen.
Ik heb morgen geen haast. Bij mij heeft de stress gewonnen.
Op, uit, over.
Mijn hersenen hebben terwijl ik in de 5e versnelling ging aan de noodrem getrokken.
Mijn lijf wil enkel nog in de eerste versnelling. En mijn bovenkamer is regelmatig niet verder te krijgen dan de R op de pook. 
Reverse. Rust. Reboot.

Terwijl ik bedenk wat ik morgen ga doen – en nog meer wat ik niet ga doen – zitten er naast mij in het vliegtuig een vader en zijn zoon.
Ze komen uit Friesland en ik geniet stiekem tussen de muziek door van hun gesprek.
In hun eigen taal.
Ik heb te lang in Friesland gewoond om ze te beledigen en het een dialect te noemen.
Ze zijn naar dezelfde race geweest als ik alleen is hun favoriet er beter uit gekomen dan de mijne.
Maar wat hen het meest bezighoudt is met beide benen weer op de grond staan.
Ze hebben een hartslag duidelijk hoger dan die van mij en zitten niet gemakkelijk.
Even denk ik hier over na. 
Ik vlieg niet vaak, heb mezelf ook niet de tijd gegeven in de race die mijn leven is geweest.
Maar in het vliegtuig zit ik net zo rustig als in bus 157 naar Callantsoog.
Het liefst naast het raam, om de Madurodam-wereld voorbij te zien gaan.
En ook nu word ik niet teleurgesteld. Het is donker deze vlucht. 
Frankrijk kan vanavond sterren kijken. 
Ik hun lichtjes als sterren onder mij.
Lichtdraadjes lopen door het zwart onder mij. En dan, als Nederland in zicht komt veranderen de draadjes langzaam in grote vlekken van lichtjes.
Het wordt op de grond steeds lichter. Terwijl de nacht nog maar net begonnen is.
Naast mij zijn vader en zoon opgelucht. 
De daling is ingezet.
En ik, ik kijk uit naar mijn wondertjes.
Die ik zo nog een kus geef.
En de rust die ze uitstralen laat ik dan als een deken over mij heen glijden.